Ondersteuningsorganisaties voor ecosystemen (valley bureaus, economic boards, cluster organisaties of triple helix organisaties) worden vaak opgericht met een flinke financiële injectie uit publieke middelen. Op de keper beschouwd niet vreemd. Het gaat hier doorgaans om nieuwe initiatieven, waarvan voor velen a priori nog niet duidelijk is wat ze gaan bijdragen. Daarmee staan andere, niet-publieke financiers meestal niet in de rij om gelijk financieel mee te doen.
Naar verloop van tijd zien we dat er hier vaak een dilemma ontstaat. Een veelvuldig gehanteerd uitgangspunt is dat degene die ‘betaalt ook bepaalt’. Alleen, in dit geval willen overheden eigenlijk liever niet bepalen. De bedoeling is immers meestal dat er een ecosysteem verder tot bloei komt, waarin de overheid slechts een beperkte, faciliterende, rol vervult. Maar als je niet wilt bepalen, waarom zou je dan op termijn wel moeten blijven betalen? Het is dan ook niet verwonderlijk dat naar verloop van tijd regelmatig gesprekken worden gevoerd met de betreffende organisatie over afbouw van overheidsfinanciering en daarmee financiële zelfstandigheid. Een argument dat daarbij vaak wordt gebezigd is dat als ondernemingen het voldoende waardevol vinden wat er gebeurt, zij ook bereid zouden moeten zijn om hiervoor te betalen.
Deze redenatie gaat in de praktijk helaas meestal mank. Eén verklaring is dat veel activiteiten die dergelijke organisaties uitvoeren gericht zijn op groepen bedrijven en minder op 1-op-1 ondersteuning van individuele bedrijven. Dit maakt de bereidheid van ondernemingen om hier flinke bedragen voor neer te leggen meestal beperkt. Wellicht belangrijker nog is dat meestal het midden- en kleinbedrijf en startende bedrijven de meeste directe baat hebben bij deze initiatieven. Helaas hebben zij doorgaans ook beperkte budgetten om financieel bij te dragen. Een alternatief zou zijn om de activiteiten primair te richten op de ondersteuning van grotere, meer kapitaalkrachtige organisaties. Een dergelijke keuze lijkt helaas voorbij te gaan aan het oorspronkelijke beoogde doel. Dit is een groot dilemma voor veel van deze initiatieven: degene die het meeste baat hebben bij een goed functionerend ecosysteem, zijn vaak niet de partijen die de ondersteuning ook kunnen financieren. Deze asymmetrie tussen de omvang van de bedrijven en hun financiële draagkracht blijkt in de praktijk moeilijk op te lossen. Als het goed is, pakken de ecosysteemorganisaties in feite imperfecties op die de markt laat lopen, simpelweg omdat ze niet commercieel voldoende aantrekkelijk zijn. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de moeilijkheden die kleine bedrijven ervaren bij het toegang krijgen tot internationale markten of beschikbare kennis. Dat gegeven op zich rechtvaardigt altijd publieke ondersteuning, niet alleen in een beginfase van een initiatief. Dit betekent overigens niet dat, teneinde er zeker van te zijn dat er voldoende ‘geluisterd’ wordt naar de doelgroep, er geen financieel commitment van bedrijven zou moeten worden gevraagd. In tegendeel, dat is in veel gevallen een uiterst effectief instrument om relevantie van de werkzaamheden te garanderen.